Installatie in een motorvoertuig
Bij alle voertuigen vanaf bouwjaar 1998 dient het instructieboekje te worden geraadpleegd alvorens de accu te ontkoppelen. Bij nalatigheid is de kans groot dat motormanagementsysteem en diverse accessoires zoals airbag, radio en navigator geheel ontregeld worden. In dergelijke gevallen dient gebruik te worden gemaakt van een externe stroombron om de instellingen van het motormanagementsysteem te bewaren. Dit kan door middel van een kleine 12V accu of een gestabiliseerde lader zoals de VMF of Ecobat Medium met een aansluiting op de sigarettenaansteker.
Voor het overige dient bij de installatie van een accu de juiste volgorde in acht te worden genomen:
- Neem kennis van de veiligheidsvoorschriften
- Schakel alle gebruikers uit en neem de contactsleutel uit het slot
- Maak eerst de negatieve kabel los ter voorkoming van kortsluiting
- Vervolgens de positieve kabel losmaken
- Maak de nieuwe accu, bak en aansluitingen grondig schoon
- Aansluitingen en polen licht insmeren met zuurvrije vaseline
- Plaats de nieuwe batterij en overtuig u van de juiste poolstand: pluspool komt overeen met positieve kabelklem
- Sluit de kabels in omgekeerde volgorde aan: dus eerst de positieve aansluiting, daarna de negatieve. Draai de klemmen stevig maar niet overdreven aan.
- Bij motorrijwielen: bevestig eventuele gasafvoerslang, zorg ervoor dat op ca. 3 cm van ieder uiteinde een sneetje in de slang is aangebracht. Bij eventuele verstopping of beknelling van de slang zal dit als overdrukventiel werken.
- Zorg dat de accu goed is vastgezet en controleer waar mogelijk het electrolyt niveau.
Neem nooit, terwijl de motor loopt, een van de accuklemmen los. De dynamo levert doorgaans een veel hogere spanning dan de accuspanning. De accu functioneert hierbij als condensator zodat de systeemspanning niet te hoog oploopt. Neemt men tijdens het draaien van de motor een van de accuklemmen los, dan kan daardoor de systeemspanning veel hoger worden met als gevolg totale vernieling van het elektrische systeem.