De Planté plaat
De Belgische wetenschapper Gaston Planté bouwde voort op de bevindingen van Sinsteden. Hij ontwikkelde in 1861 de eerste praktisch bruikbare accu, waarbij de loden platen om elkaar waren opgerold, gescheiden door stroken vilt.
In de Planté cel zien we de basis van hedendaagse de lood-zwavelzuuraccu: verdund zwavelzuur waarin twee loden platen waarop zich loodsulfaat heeft afgezet. De loden plaat dient uitsluitend als geleider, het loodsulfaat noemen we de actieve massa, waarbinnen zich het feitelijke proces voltrekt. Het gebruiksklaar maken van de accuplaat, dus het zich laten vormen van de actieve massa, noemen we formeren.
Het formeren van de Planté platen was een moeizame en tijdrovende zaak. Vóórdat er zich voldoende loodsulfaat had gevormd op de loden plaat, moest de plaat herhaaldelijk geladen en ontladen worden. Om de gewenste capaciteit te verkrijgen kon dit weken en soms wel maanden duren.
1881 was het jaar van een aantal revolutionaire ontwikkelingen. In Amerika werd de Planté plaat onder handen genomen door Charles Francis Brush. Hij vergroote het actieve oppervlak door ribbels aan te brengen en perste droge loodoxide in het ontstane profiel. Deze constructie vormt nog steeds de basis van de huidige Planté plaat.